Plaatsing | ||
---|---|---|
06-03-2013 | Twentse topkoetsiers promoten het tuigpaard |
|
De verschillen tussen tuig- en menpaarden worden volgens Lambertus Huckriede steeds kleiner. “We zitten heel dicht bij elkaar. Het tuigpaard is doorgefokt tot menpaard. Een paard dat met het voorbeen onder het lichaam blijft, pakt geen meters. Dan duurt het te lang om op snelheid te komen. Ook de stap is enorm verbeterd. Een tuigpaard wilde vroeger niet stappen, maar zijn stap en galop zijn erg veranderd. Dat heeft alles met de verbeterde fokkerij en de training te maken. Tegenwoordig traint 95 procent op hetzelfde hoge niveau.” Herman ter Harmsel vult aan: “Extreme tuigpaarden worden steeds luxer en steeds meer richting mensport gefokt. Vroeger reed je een tuigpaard en dan bleef het voorbeen puur onder het lichaam. Nu brengen ze het voorbeen zo ver naar voren als ze willen en hebben ze een heel andere hals en schouder. Wat vijf tot tien jaar geleden net niet genoeg was als tuigpaard ging naar ons toe. Dat is nu niet meer voldoende. Ook de mensport vraagt steeds meer kwaliteit.” Een eigen onderzoekje leerde de Rijssenaar dat de beste dertig menners ter wereld ondertussen gemiddeld meer dan zestig procent tuigers in hun span inzetten. “Beeld, inzicht en beweging, daar gaat het om. Iedereen wordt steeds beter en ook de kwaliteit van de paarden gaat heel hard vooruit.” Lambertus Huckriede onderschrijft het. “Tact, regelmaat en houding. Die drie elementen vormen de basis in de tuigsport, maar ook bij het mennen. Die moet je dus goed voor elkaar hebben. Dat is overigens gemakkelijk zeggen, maar veel moeilijker uitvoerbaar. Het is zeker ook een kwestie van management. Eigenlijk moet je gewoon een logboek bijhouden want er komt heel veel bij kijken. Thuis moet je ze leren wat ze in de wedstrijd moeten doen. Dan moet je diep naar beneden trainen. Hoe dieper je rijdt, hoe meer ruimte en lossigheid je krijgt. Juist in de training moet je de fouten opzoeken en de wedstrijd nabootsen. Ik denk ook dat het voor tachtig of negentig procent aan de rijder en niet aan paarden ligt als het niet goed gaat. Want dan ben jij degene die het niet goed heeft voorbereid. In de wedstrijd groeit een tuigpaard vanzelf.” Tijdens de clinic op 12 maart geven Ter Harmsel en Huckriede daar praktijkvoorbeelden van. Lambertus: “We laten zien wat in de training goed is voor een menpaard van Herman. Daarna neem ik het over en train ik dat paard op de manier die een tuigpaard beter maakt. In principe gaat het om hetzelfde: actie in het voorbeen, ruimte en balans. Dat is tact. Hoe meer hij daarvan heeft, hoe beter hij presteert met het voorbeen. Een tactfout is dodelijk en levert de grootste straf op. Heb je een paard in de hand, dan kun je ook een goede marathon rijden. Waarmee ik niet bedoel te zeggen dat ik zomaar de rol van Herman kan overnemen hoor. Met een vierspan kom ik echt die hindernissen niet door. Tuigpaarden rijden is een showsport. Hoe meer vanzelfsprekend iets is, hoe meer punten je scoort. Het gaat erom dat je een paard kunt laten lopen zoals jij dat wilt, anders ben je ook de show kwijt.” Herman: “Dat is in de mensport niet anders, zeker in de dressuur. Voor de vaardigheid is het min of meer hetzelfde verhaal. Het is zoals Lambertus aangeeft vooral een verhaal van veel en goed trainen. We tonen tijdens onze clinic met enkele aanspanningen een aantal mogelijkheden. We willen vooral laten zien hoe je een paard zo extreem mogelijk kunt laten lopen, hoe je net dat laatste uit een paard kunt halen.” |