|
|
Nou, nou, nou, dat was me de uitspraak wel. In Tubantia van zaterdag 14 april stond een artikel over het coalitieakkoord van de provincie Overijssel. De natuurorganisaties zijn teleurgesteld en dat lijkt me op z’n zachtst gezegd terecht. VNO en MCW midden zijn blij en als overwinnaar heeft de woordvoerder nog een stoere opmerking tot besluit: “het is niet van deze tijd de regio’s Twente en Zwolle via een karrenspoor te ontsluiten.”
Ik heb deze zin vier keer moeten overlezen en nog vat ik hem niet goed. Plat gezegd komt het er volgens mij op neer dat men vindt dat er geen goede verbindingen zijn. Ben ik nou gek?
In mijn belevingswereld ligt één en ander net iets anders.
Wanneer ik ’s morgens om 5 uur wakker word van het monotone autogeraas op de N36, frons ik m’n wenkbrauwen. Wanneer ik hoor dat mensen in het buitengebied hun hondenuitlaattijden aanpassen aan het autoverkeer, zet me dat aan het denken. Wanneer ik, waar dan ook in Twente, bijna altijd wel ergens in de verte een auto zie en zeker altijd in de verte autogeraas hoor. Wanneer auto’s 130 km/h mogen. Wanneer ik alleen al tussen Almelo en Vriezenveen zo’n slordige 10 asfaltwegen tel, waarvan een ringweg en een rijksweg.
Wanneer ik dit allemaal op me in laat werken kan ik me totaal niet vinden in de stoere zin van deze woordvoerder. Nederland is volgens mij hard op weg om één grote plak asfalt te worden en we zijn verder dan ooit verwijderd van het romantische karrenspoor.
Ik snap niet waar de klagers de moed vandaan halen. Economie gaat immers altijd voor natuur en milieu en dat is nu niet anders. De natuurorganisaties hebben veel meer reden om te klagen, want aan die kant wordt aan van alles geknabbeld.
Een betere ontsluiting, daar gaat het dus om. Misschien moeten we beginnen bij de veroorzaker van deze ellende: “de heilige koe”. Een prachtige uitvinding om in volle vrijheid alle uithoeken van ons land te kunnen bezoeken. Maar is het nodig dat er vier van die vehikels voor elke voordeur staan? Kan iedereen die minder dan 5 km van het werk woont niet fietsen? In negen van de tien auto’s die je tegenkomt zit alleen maar een bestuurder. Het aantal auto’s kan dus in elk geval met meer dan 50 procent gereduceerd worden. Zo maar een aantal suggesties om ook eens de andere kant op te denken. Van vier- naar achtbaans is niet altijd de oplossing. Er zijn op allerlei vlak grenzen aan de groei.
En ’t karretje rijdt nog steeds heel sporadisch over de zandweg. “Het paardje liep met lusten.” Ja, ja, hoe romantisch! “Het kan nog”, schreef ik vorig jaar. Het wordt alleen steeds zeldzamer in deze snelle tijden.
Anne Jan Teunis |